Vliegverkeer(d)

Wat een dag. Iedere leerkracht heeft wel eens zo’n dag dat je werkdag meer lijkt op een marathon. Er gebeurt veel meer dan eigenlijk in de tijd past. Ruzie hier, bloedneus daar. Je blijft maar sprinten. Terwijl ik even naar de gang ben om een boze leerling te kalmeren, is het lokaal opeens veranderd in een miniatuur-Schiphol. Overal waar ik kijk, vliegen papieren vliegtuigjes in het rond. Mijn bureau fungeert inmiddels als landingsbaan en de zelfbenoemde luchtverkeersleider staat op een stoel te fluiten en het verkeer te regelen. Ik haal een keer diep adem. I got this.

“Timo, Mees. Aan het werk!” Mijn stem klinkt beheerst maar toch fel. Ze schrikken en gaan snel op hun stoel zitten, waarna een paar andere jongens volgen. Ik denk even na. Wat moet ik met die vliegtuigjes? Afpakken? Weggooien? Ze zélf laten weggooien? Dat gaat waarschijnlijk een hoop weerstand opleveren. “Alle vliegtuigjes in je la” besluit ik “en na vandaag wil ik ze niet meer zien.” Het lijkt te werken.

Wanneer ik graag iets veranderd wil zien in het gedrag van kinderen, ga ik altijd met ze in gesprek. Wat gebeurde er? Waarom gebeurde dat? Was dat verstandig/fijn/slim/leuk? Hoe zullen we het de volgende keer doen? Dit is het eerste jaar dat ik lesgeef aan groep 3/4. Het is me in de afgelopen vier weken al heel duidelijk geworden dat dit soort gesprekjes nog moeilijk zijn voor kinderen van deze leeftijd. Een verklaring vinden voor je eigen gedrag is namelijk gewoon kneiter moeilijk. Waarom ging je met een vliegtuigje gooien? Weet ik niet. Waarom heb je je vriendinnetje geknepen? Weet ik niet. Waarom knip je de kuif van je buurman af? Weet ik niet. Waarom zit je hele hoofd vol met plakband? Weet ik niet

Ondanks dat het vliegverkeer is gestopt staat Simon nog steeds op z’n stoel. Hij blijft schreeuwen en gooien met papier. Ik besluit deze kleine duplicaat van Jochem Myjer even op de gang tot rust te laten komen. “Zo, Simon” een paar minuten later kom ik bij hem zitten voor een ‘hoe-vind-je-zelf-dat-het-gaat’ en ‘je-bent-toch-op-school-om-te-leren’ gesprekje. “Heb je geen vliegtuigje meer?” Hij steekt zijn armen demonstratief de lucht in. Ik reflecteer voor hem en hij knikt instemmend. We high-fiven en zijn weer vrienden. “En nu aan het werk” zeg ik. “Maar juf” onderbreekt Simon me “mag ik dan het vliegtuigje dat ik hier heb verstopt nog wel afmaken?”

Ik zucht heel overdreven en laat mezelf van het kleine stoeltje op de grond glijden. Daar lig ik dan. Gestrekt en wanhopig op de vloer van de gang. Simon kijkt me verbaasd aan. “Waarom lig je op de grond, juf?”

Weet ik niet. 

Eén opmerking over 'Vliegverkeer(d)'

Plaats een reactie